In een continu ontwikkelende branche is het belangrijk grip te houden op de economische verwachtingen. In opdracht van Techniek Nederland voert Management Centrum elk kwartaal een conjunctuuronderzoek uit onder installatiebedrijven met meer dan 25 medewerkers. Hierin komen onder andere de verwachte omzet, resultaten, prijsniveaus, het personeelsbestand en de orderportefeuille aan bod. Peter van Peer, bedrijfsadviseur bij het Management Centrum: ‘Maar weinig branches van deze omvang kunnen zeggen dat het al tien jaar elk jaar weer beter gaat.’
In 1988 verbond bedrijfseconoom Peter van Peer zich aan Management Centrum én aan het bedrijfsvergelijkend onderzoek dat al sinds 1974 wordt uitgevoerd door de adviseurs van Management Centrum. Samen met Van Peer nemen we aan het begin van het jaar de situatie in de installatiesector onder de loep. Daarbij gaat hij onder andere in op hoe de branche zich de afgelopen jaren ontwikkelde, welke uitdagingen ons nog te wachten staan en wat de marktpositie is ten opzichte van aanpalende branches.
Welke ontwikkelingen zag u de afgelopen jaren bij installatiebedrijven?
‘Professionalisering, het inspelen op wet- en regelgeving, sturing op data – en het daardoor loslaten van het afgaan op het gevoel – en het toegenomen zelfbewustzijn van de installateurs. Dat zijn waarschijnlijk de grootste veranderingen die de branche doormaakte. Die professionalisering zie je op meerdere manieren terug. Zo verbeterde de huisvesting van veel bedrijven aanzienlijk. Ik kom al jaren bij bedrijven over de vloer. Vroeger waren dat bedompte, kleine gebouwen zonder uitstraling. Tegenwoordig vormen ze het visitekaartje van de onderneming. Zelfs panden van 25 jaar of ouder krijgen een volledige make-over.’
‘Een tweede professionaliseringsslag maakten organisaties op het vlak van wet- en regelgeving. En dan vooral de omgang ermee. Ja, er kwam de laatste paar jaren veel op ze af. Maar in plaats van zich ertegen te verzetten, vonden ze een manier om het werkzaam te houden. Een jaar of twintig geleden stond de installatiebranche erom bekend dat ze vooral afgingen op hun onderbuikgevoel. Vandaag de dag zijn bedrijven zich bewust van het belang van die regels en wetten. Dat zelfbewustzijn zie je ook terug bij de installateurs persoonlijk. Tot voor een aantal jaren vormden ze vaak een partij die onder een aannemer werkte en bang was om, door een te hoge prijs te vragen, een opdracht te missen. Dat is veranderd. Ze durven een betere prijs te vragen, omdat ze weten hoe belangrijk installatietechniek is voor de klant.’
‘Duurzaamheid wordt steeds meer een bepalende factor in de branche. Deze ontwikkeling vindt langzaamaan zijn weg naar meer bedrijven, maar wordt in mijn optiek nog vooral gestuurd door de vraag van de klant. Verlangt deze een duurzame oplossing of werkwijze, dan zal de installateur zijn best doen die te bieden. Menig installateur zelf zal zeggen dat hij of zij daar al veel mee bezig, maar op het gebied van duurzaamheid valt nog wel iets te winnen. Ik heb er vertrouwen in dat dat goedkomt, want het zit installateurs namelijk in de genen om zich te voegen naar nieuwe mogelijkheden en uitvindingen.
‘Vooral financieel maakten installateurs een groei door’
En als u kijkt naar de belangrijkste ontwikkeling in de branche als geheel?
‘Daar is een korte introductie voor nodig. In 2022 zette de installatiebranche in de sectoren woningbouw, utiliteit, industrie en infra 28 miljard euro om. De helft daarvan wordt omgezet door ongeveer 50 grote bedrijven met 250 fte of meer. Daar zitten partijen tussen die de installatiebranche zien als een interessante tak van sport met goede groeikansen en rendementen.’
‘In vijf jaar tijd kochten zij zoveel bedrijven op dat bijna 3 miljard euro van de totale branche-omzet bij bedrijven vandaan komt die een private equity-bedrijf als aandeelhouder hebben. Het aantal installatiebedrijven dat nu al een omzet behaalt van 1 miljard euro of daar snel naartoe groeit, is niet meer op de vingers van één hand te tellen: De Franse dochters van Equans, Spie, Vinci en Eiffage, maar ook de met private equity gefinancierde bedrijven als Unica en VDK en het familiebedrijf Hoppenbrouwers hebben een sterke groeistrategie. Als deze ontwikkelingen doorzetten kan het zomaar zijn dat over een aantal jaar een derde van de omzet door slechts tien grote spelers wordt gedraaid.’
Is de opkomst van investeerders een zorgelijke ontwikkeling voor de branche?
‘Zij willen de branche niet overnemen voor enkel hun eigen gewin, maar ze zien een gezonde markt waaraan zij iets extra’s kunnen toevoegen. Hoewel zonder glazen bol natuurlijk lastig met zekerheid is vast te stellen hoe dat uitpakt. Bij Management Centrum houden we meer van cijfers om iets te voorspellen. Als we daarnaar kijken, en ook naar ons kwartjaarlijkse conjunctuuronderzoek voor Techniek Nederland, zien we geen redenen om ons zorgen te maken over de branche. Ik zie amper factoren die de markt de komende jaren tegenwerken. Sterker nog, alle genoemde factoren en uitdagingen die de sector voor z’n kiezen kreeg en krijgt, zorgen slechts voor sporadische dipjes. De enorme vraag naar installatiediensten bewijst dat potentieel negatieve invloeden er enkel voor zorgen dat er steeds weer wordt gezocht naar mogelijkheden om het werk door te laten gaan. De branche is en blijft zeer veerkrachtig.’
Al met al staat de branche dus stevig in z’n schoenen. Zal dat de komende jaren ook zo blijven?
‘Dat verwacht ik wel. Alleen de factoren personeel en kosten zouden roet in het eten kunnen gooien. De cijfers wijzen op dit moment echter niet uit dat dit al aan de hand is of wanneer die factoren inderdaad een negatieve invloed kunnen gaan hebben. Uiteraard blijft de markt te maken krijgen met netcongestie, verduurzaming, vergroening, wetten, regels rondom de CSRD enzovoort. Maar uit de verkenningen die wij maken voor de installatiesector zien we dat bedrijven deze ontwikkelingen in de markt en in de wet- en regelgeving vooral zien als een uitdaging en niet als factoren die een vertraging van de groei tot gevolg zullen gaan hebben.’
‘Ik verwacht wel dat de mobiliteit in binnensteden nog een verschuiving met zich meebrengt. Met de komst van zero emission-zones kunnen bedrijven twee kanten op gaan. Ze gooien de handdoek in de ring en voeren geen werkzaamheden meer uit in die zones, omdat ze aan te veel regels moeten voldoen. Of ze verdiepen zich in die regels, vinden er een oplossing voor en weten zich zo te onderscheiden van de bedrijven die geen zin hebben in de rompslomp. In een complexere wereld met steeds meer regelgeving is het een uitdaging om je eigen weg daarin te vinden.’
‘De branche is en blijft zeer veerkrachtig’
Hoe doet de installatiebranche het vergeleken met concullega’s?
‘Vergeleken met aanpalende branches zoals de bouw, de maakindustrie en de metaalbranche, waarmee we een CAO delen, doen we het goed. In de bouwwereld ligt de focus vaak op het creëren van nieuwe dingen, het renoveren van bestaande panden en eenmalige grote projecten. Mede dankzij de hoeveelheid onderhoud die de daar geplaatste installaties vaak nodig hebben, levert dit voor installateurs gedurende de complete levenscyclus van een gebouw werk op. Een andere kracht van de installatiewereld is dat hun opdrachtgevers het werk niet kunnen uitbesteden aan bedrijven in het buitenland. Dat is bijvoorbeeld in de maakindustrie wel aan de orde. En zelfs in moeilijkere tijden – zoals tijdens corona en de financieel mindere jaren – leverde de installatiebranche ten opzichte van andere branches veel minder in. Zo gaat het al tien jaar lang. Maar weinig branches van deze omvang kunnen zeggen dat het al tien jaar elk jaar nog beter gaat.’
Wat kan de branche nog leren van andere sectoren?
‘Het vermogen om sneller te veranderen. Private equity-partijen hebben veel haast, willen snel veranderingen doorvoeren. Wanneer ik daar de installatiebranche naast zet, hoor je toch vaak de termen ‘traditioneel’ en ‘achterblijvers’. Er verandert uiteraard wel wat, maar soms niet snel genoeg. De genoemde in opkomst zijnde investeerders veranderen de kijk op ondernemen en zorgen voor meer snelheid.’
Wat zou u de installatiewereld willen meegeven?
‘Dat zijn eigenlijk toch de clichés die we de meeste bedrijven meegeven wanneer ze vragen hoe ze een betere ondernemer worden: beter verkopen, beter inkopen, doe werk in één keer goed in plaats van twee keer tegen eenmalige betaling, gooi geld niet over de balk en heb de wil om te verbeteren. Dat laatste kan relatief eenvoudig door gebruik te maken van de beschikbare data. Keiharde en gefundeerde cijfers onderbouwen wat je voelt of geven onweerlegbaar bewijs van de daadwerkelijke stand van zaken. Ze zorgen ervoor dat je sneller knopen doorhakt over belangrijke aandachtspunten of zaken die er niet toe doen. Vergeleken met een aantal jaar geleden zijn data ook nog eens toegankelijker. Maak er dus gebruik van!’